De Europese Unie zal een gepland verbod op de verkoop van nieuwe voertuigen met verbrandingsmotor na 2035 niet langer handhaven. Deze verschuiving komt na intensief lobbywerk van autofabrikanten, die betoogden dat de infrastructuur voor een transitie naar volledig elektrische voertuigen (EV) nog niet gereed is en dat deze stap honderdduizenden banen zou kosten. Het besluit weerspiegelt een pragmatische aanpassing aan de klimaatdoelstellingen van de EU, waarbij prioriteit wordt gegeven aan economische stabiliteit naast milieuoverwegingen.
De druk om van koers te veranderen
Maandenlang bleef de EU standvastig vasthouden aan haar deadline van 2035. De toenemende druk, vooral van de Duitse bondskanselier Friedrich Merz, heeft de Commissie echter tot heroverweging gedwongen. Zoals bevestigd door commissaris voor Duurzaam Transport en Toerisme, Apostolos Tzitzikostas, zullen verbrandingsmotoren nu na 2035 worden toegestaan – maar alleen als ze draaien op duurzame brandstoffen met een lage uitstoot. Dit omvat biobrandstoffen zoals HVO100 (gemaakt van plantaardige oliën en dierlijke vetten) en synthetische brandstoffen, zoals Porsche’s eFuel die in Chili wordt geproduceerd met behulp van windenergie.
Waarom dit ertoe doet: Het oorspronkelijke verbod was gebaseerd op de veronderstelling dat de batterijtechnologie en de oplaadinfrastructuur in 2035 volwassen genoeg zouden zijn. De realiteit is dat de adoptie van elektrische voertuigen in veel regio’s nog steeds achterblijft en dat een plotselinge omschakeling de auto-industrie lam zou leggen. Door hernieuwbare brandstoffen toe te staan, wordt tijd gewonnen voor technologische ontwikkeling en infrastructuurverbeteringen.
De maas in de wet op het gebied van hernieuwbare brandstoffen
Het nieuwe beleid hangt af van de haalbaarheid van het opschalen van de productie van brandstoffen met lage emissies. HVO100 en synthetische benzine kunnen de uitstoot theoretisch met 90% verminderen in vergelijking met conventionele brandstoffen. Critici wijzen er echter op dat de wijdverspreide beschikbaarheid van deze alternatieven in de komende negen jaar zeer onzeker is.
De onopgeloste vraag: Zullen plug-in hybrides (PHEV’s) en motoren met een groter bereik ook worden toegestaan? De logica suggereert dat dit wel het geval zal zijn, zolang ze maar werken op goedgekeurde brandstoffen met een lage uitstoot. Het lot van voertuigen die op traditionele fossiele brandstoffen rijden, blijft onduidelijk.
EV-adoptie en toekomstperspectieven
Ondanks de terugdraaiing van het ICE-verbod winnen elektrische voertuigen gestaag aan marktaandeel in Europa. Tot en met oktober 2023 vertegenwoordigden ze 18,3% van de totale autoverkopen, hoewel hybrides (34,7%) nog steeds domineren. De verschuiving naar elektrische voertuigen is aan de gang, maar niet snel genoeg om een volledige stopzetting van de verbrandingsmotor tegen 2035 te rechtvaardigen.
De EU streeft nu naar een “economisch haalbare en sociaal rechtvaardige” transitie, rekening houdend met alle technologische vooruitgang. Hoewel Volvo en Polestar zich blijven inzetten voor het oorspronkelijke verbod, zal de meerderheid van de autofabrikanten deze verandering verwelkomen.
Samenvattend: Het besluit van de EU is een berekend compromis. Het erkent de praktische uitdagingen van een snelle EV-transitie, terwijl het nog steeds prioriteit geeft aan emissiereducties door middel van hernieuwbare brandstofalternatieven. De impact op de lange termijn zal afhangen van de snelheid waarmee deze brandstoffen schaalbaar en betaalbaar worden.
